maandag 2 november 2015

Recepten voor handel

In  mijn uitgebreide verzameling kookboeken staat een beduimeld, vettig boekje van Conimex, "De Oosterse Keuken thuis". Het stamt uit de jaren '80. Ik heb het nog van mijn moeder meegekregen toen ik op kamers ging en heb daarmee mijn eerste Babi Pangang gemaakt. Al snel liet ik de zakjes links liggen en ging voor échte ingredienten. Maar nog steeds is het Conimexboekje bruikbaar voor klassieke saté, Indonesische frikadellen, en echte Ku Lo Yuk.

Iedereen heeft er wel een paar in huis: dat gratis presentje van de fabrikant met als doel jou zoveel mogelijk van hun produkt te laten aanschaffen. Al in de jaren '50 kwam Blueband met het kookboek "Iets anders, iets nieuws", uiteraard om het gebruik van margarine te promoten. In die tijd werden nog wel gerenomeerde kookboekenschrijfsters ingezet. Op de tenstoonstelling "Aan tafel! Een boekje open over eetcultuur" (bij Meermanno in Den Haag) zag ik verschillende reclamekookboeken van de hand van Martine Wittop Koning. De naam zegt je nu waarschijnlijk niks, maar deze Huishoudschoollerares is de meest productieve kookboekenschrijfster van Nederland (en medeverantwoordelijk voor onze calvinistische eetcultuur). Zij schreef naast de reclamewerkjes diverse nuttige boeken voor de huisvrouw. Calvé, Honig en Planta vonden haar werk in elk geval verspreidenswaardig, want waar kun je nu beter in in bakken dan in Delfrite Frituurvet? 

Echt goede reclamekookboeken zijn tegenwoordig zeldzaam. Veelal zijn de recepten zo nadrukkelijk rond een voorprepareerd produkt opgebouwd dat elke persoonlijke fantasie finaal de kop wordt ingedrukt, of de anonieme schrijver gaat niet verder dan serveersuggesties. Dr. Oetker heeft decennia lang menig huisvrouw kleine variaties laten aanbrengen op haar puddinkjes in de vorm van toegevoegd vers fruit, een toefje slagroom of een scheutje advocaat. Dat heeft weinig met koken te maken, maar dat is dan ook niet het doel. Verkopen willen we, en de doelgroep is de gemakzuchtige kok die graag alles voorgekauwd krijgt.

Steeds als ik nu een Bluebandboekje in smetteloze staat aantref in de kringloop vraag ik me echter af of deze boeken nu echt de verkoop van het product stuwen. Zelf als er al inspirerende recepten in staan hoeft dit niet de handel te helpen, Ik kan immers net zo goed Zeeuws Meisje gebruiken. 

Dat moet Blueband natuurlijk verder zelf weten, het is hun marketingbudget. Maar een stap te ver is voor mij het reclamekinderkookboek, Blueband suggereert nu aan de jonge generatie dat margarine beter is dan roomboter. Even afgezien van het waarheidsgehalte van deze suggestie, vraag ik me af of zo'n link tussen produkt en leeftijdsgroep wel is toegestaan. We hadden toch wettelijk afgesproken om iedere vorm van indoctrinatie van tere kinderzieltjes achterwege te laten? Voor de keuze van voedsel vind ik het zelf bijzonder belangrijk dat kinderen objectieve informatie krijgen. 

Mij lijkt het reclamekookboek in de huidige, veranderende eetcultuur niet meer nuttig als verkoopmethodiek. De fabrikant kan het middel wél inzetten om een positief gevoel bij het merk te creëren. Om gezond eten te promoten en de kernwaarden te benadrukken. Met degelijke recepten voor een goede relatie met de klant. 

Meer lezen




woensdag 28 oktober 2015

Andere eieren voor je geld

Iedereen kan een ei koken (nou ja, bijna). Het grootste probleem bij het bereiden van 's werelds simpelste gerechtje begint voor mij eigenlijk bij de aanschaf. Hoe is het mogelijk dat zo'n basisproduct zoveel keuzestress oplevert?

Midden in de nacht kan ik zwetend ontwaken met de prangende vraag of de biologische scharrelgraseieren misschien toch beter voor mijn cholesterol en mijn geweten zijn dan de uitloopmaisvariant. Ik zwalk naar de keuken en staar in het koelkastlicht naar het nummer dat op het ei gedrukt staat. En zo'n open deur is natuurlijk al helemaal niét goed voor het milieu.


Om de file van twijfelaars bij eierschap wat terug te dringen, en jullie en mijn gezondheid te bevorderen door keuzestress weg te nemen ben ik maar op onderzoek uitgegaan en heb het ei tegen het licht van de bewuste koopdriehoek gehouden: diervriendelijkheid, gezondheid en milieu.

Blije kippen
Als het gaat om diervriendelijkheid is er een duidelijk oplopende lijn te zien in de eivarianten, met de beruchte legbatterij als hekkensluiter. Deze vorm van kippenteelt is in de EU sinds 2012 verboden. Maar helaas, de geïmporteerde eieren vind je nog altijd terug in je mayo of je eierkoek. Op dit moment heeft de Koloniekip nog wel een (beperkt) plekje in Europa. Naast meer ruimte heeft deze kip heeft in elk geval een zitstok, strooisel en legnesten.


In de supermarkt vind je hun eieren echter niet, die gaan naar de industrie. Bij Appie en Jumbo staat het Scharrelei vooraan in het schap. De Scharrelkip - een schattige benaming die ons geweten vanaf de jaren 90 heeft gesust - heeft meer ruimte en minder hek dan de minder bedeelde soortgenoot in 
de legbatterij, en een beetje privacy voor het eileggen. Maar een gelukkige kip is het toch echt niet. De Volièrekip is overigens het zusje van Scharrelkip, met vergelijkbare leefomstandigheden. Blijft over: de Uitloopkip. Eigenlijk de enige industrieel gehouden kip waarvan de rechtgeaarde dierenliefhebber een eitje wil afnemen. Wil je helemaal zeker van je zaak zijn zijn, kies dan voor het Graskeurmerk.

Op elk ei vind je een eicode voor het pluimveesysteem waarin de legkip leeft. 

• code 3: legbatterij (in de EU verboden) of kooi  
• code 2: scharrel 
• code 1: vrije uitloop 
• code 0: biologisch

Kiezen voor de wereld

Vervolgens kiezen bewuste burgers natuurlijk voor de meest milieuvriendelijke kippensnack. En wat vervelend nou, dat blijkt tegenstrijdig met diervriendelijkheid: door het gebruik van meer ruimte produceren de blije kippetjes meer ammoniak.  Gelukkig bestaat er ook nog zoiets als biologisch boeren. Niet alleen levert het minder afvalstoffen op, maar je krijgt er ook eens een gezonder ei voor terug. In de supermarkt kies je daarom het beste voor de Eko keurmerk. Andere keurmerken als Demeter en het Milieukeurmerk hebben weliswaar iets strengere eisen, maar zijn ook minder goed verkrijgbaar.




.
Blakend eitje 
En dan wil  je natuurlijk nog goed voor jezelf zorgen. Gelukkig is het salmonellarisico klein zolang je ei vers is en hoeven we ons tegenwoordig niet zo druk meer te maken over het cholesterolgehalte. Met je biologische ei ben je al een heel eind, omdat je vrij zeker weet dat er geen onnodige antibiotica en andere rommel wordt gebruikt. Maar er bestaan ook nog eens verschillende voervarianten, en zeg nou zelf: een zevengranenei klinkt best wel goed. Deze variant, net als het viergranen ei en mais ei bieden ruimte voor de persoonlijke smaak. Mij zegt de benaming alleen iets over het voer van de kip, ik proef het niet. Jij wel? 

Meer lezen

woensdag 30 september 2015

De dubbele smaak van nostalgie

De bramenoogst van 2015 is verwerkt en mijn 83-jarige vader deelt de potten weer uit aan gretige familieleden en vrienden. Ik wed dat mijn neefjes in 2035 nog steeds zoete herinneringen hebben aan Opa's Bramenjam. Alles uit je jeugd, van thuis, zelfgemaakt, geeft een warm en vertrouwd gevoel, zo weten ook de marketeers van Unilever en de slager om de hoek. En ook al snappen we best dat er niet ergens een oma al die taartjes, stoofpotjes en jams staat te bereiden, stiekem worden we toch getriggerd door de ambachtelijke chips, oma's appeltaart en ouderwetse erwtensoep. Hoe kunstmatiger ons voedsel overkomt, hoe meer verkopers teruggrijpen op de emotie van vroeger.

Maar nostalgie draait enorm om vertrouwen. Fabrikanten die gebruik maken van deze tactiek moeten dan ook een beetje oppassen dat dit vertrouwen niet verdwijnt. In mijn ogen prijst de fabrikant daarmee z'n eigen waar feitelijk af en stimuleert jou om dat stoofpotrecept van oma eens op te zoeken. Ik verwacht dan ook dat de nostalgietrigger in de voedselmarketing op den duur averechts gaat werken.
Door al dat zelfmaakgevoel krijgen we steeds meer de behoefte om weer echt met onze handen in de klei, pardon het deeg te gaan wroeten. Die trend werd zichtbaar gedurende de crisis, maar is allang een groeiend fenomeen,  Dat heel Holland bakt is statistisch gezien bijna correct, en we maken inmiddels ook zelf groenten uit de eigen moestuin in.  Ook laten alllerlei (gesponsorde) kookprogramma's zien hoe leuk het is om je maaltijd vanaf scratch volgens ouderwets recept te produceren. Ik heb zelf onlangs mijn eerste eigengemaakte zuurkool gegeten en de zomertomaten gebruikt om homemade pastasaus in te vriezen. Ik kom de winter wel door.

Toch, dat vroeger alles beter was is een misvatting. Veel zelfgeproduceerd voedsel brengt ook risisco's met zich mee, en gek genoeg realiseren mensen zich niet meer zo dat bijvoorbeeld botulisme grotendeels is uitgebannen. We zijn niet uitsluitend voor het gemak massaal op fabrieksmatig geproduceerd voedsel overgestapt. En er was ooit een reden waarom oma de boontjes tot moes kookte.
Dat verpest natuurlijk wel het mooie beeld dat we van vroeger hebben. Wat mij betreft kunnen fabrikanten die nostalgische sfeer in hun boodschap veel meer combineren met de verworvenheden van de voedselindustrie in plaats van misleidende beeldvorming te creëren. Kijk juist naar de toekomst, leg meer nadruk op voedselveiligheid en moderne smaak, geef uitleg over nieuwe methoden en wees vooral open over de wijze waarop voedsel in de 21e eeuw geproduceerd wordt. Misschien is Foodwatch dan in 2035 niet meer nodig.

zaterdag 5 september 2015

Het Coca-Cola dilemma

Marktleiders hebben altijd meer uit leggen. Vanwege hun omvang houdt de consument ze sneller en meer verantwoordelijk. De ontwikkeling dat consumenten steeds kritischer en welbespraakter worden levert daarom problemen op voor bedrijven die moeite hebben met openheid. Dat geldt zeker als hun core business een product betreft dat niet allen niemand nodig heeft,  maar dat bovendien zwaar onder vuur ligt als veroorzaker van obesitas en alle bijbehorende problemen.


Coca Cola is in dit geval al een tijdje de 'sitting duck' waar iedereen zijn pijlen op kan richten. Het bedrijf probeert, na manipulatie van verschillende wetenschappelijke onderzoeken, inmiddels zijn goede wil te tonen, komt met kleinere verpakkingen, een gezondere, 'groene' colavariant, start gezondheidsprogramma's en heeft nu zelfs bij monde van de CEO excuses aangeboden. Allemaal toe te juichen en misschien gaat het zelfs helpen. 

Nieuwe werkelijkheid

Maar wat als je product gewoon niet meer past bij de werkelijkheid? Nu de suiker in de ban is en kritische consumenten steeds beter kijken wat er in hun lijf gaat, is frisdrank niet meer zo vanzelfsprekend. In datzelfde plaatje past de verminderde omzet van McDonalds. Het bedrijf, dat zichzelf de laatste jaren zo omzichtig een groen imago heeft aangemeten heeft de belangrijkste consumentenbeweging niet op tijd gesignaleerd: gezond eten. 
Hebben andere fastfoodfabrikanten hier ook last van? Jazeker, maar minder, omdat mensen marktleiders meer associëren met alles wat slecht was in het verleden. Het is mooi voorbeeld van de wet van de remmende voorsprong. Gegroeid in de oude situatie en daarmee veroorzaker van het probleem, krijg je als bedrijf geen vertrouwen meer in de nieuwe werkelijkheid. 
Verandering van het onbetrouwbare imago vergt meer dan een nieuwe menukaart of wat goodwillacties. In de kern van het bedrijf moet iets veranderen waardoor ze daadwerkelijk deelnemen aan de oplossing. Communicatie moet in dienst staan van de goede intenties, niet andersom. Dat is de enige manier waarop we de boodschap van bedrijven als McDonalds en Coca Cola in de toekomst nog serieus kunnen nemen. 

Meer lezen 

vrijdag 31 juli 2015

5 redenen waarom Het Vinkje nuttig is (en 5 waarom niet)




Als je in de supermarkt voor dat enorm gevulde soepvak staat, kun je kiezen uit produkten met of zonder Het Vinkje. Dit is het logo van de Stichting Ik Kies Bewust, dat je terugvindt op zo'n 7100 produkten. Officieel doel is consumenten voor te lichten over goede voeding.

Zelf heb ik een haat-liefde verhouding met dit voedselkeurmerk. De stichting etaleert zichzelf als onafhankelijk orgaan, heeft daar ook voorwaarden voor ingebouwd, maar wordt wel betaald door het bedrijfsleven. Onlangs publiceerde ze nieuwe criteria met iets strengere normen, vooruitlopend op nieuwe EU-regelgeving in 2017. Aanleiding voor mij om me weer eens te verwonderen over mijn eigen dubbelhartigheid. Hoeveel goede effecten kan een omstreden keurmerk hebben? Ik kom tot 5:

1) Een beetje gezondheidswinst. 
Dat komt doordat de doelgroep voor een groot deel bestaat uit gemaksmensen en slecht geinformeerde burgers. Het keurmerk stimuleert de jachtigen onder ons die toch wel naar voorgeprepareerd voedsel grijpen, om dan tenminste de iets minder zoute Soep in Zak te eten.

2) Bewustzijn.
Elke vorm van keurmerk maakt tot op zekere hoogte bewust. Zichtbaar onderscheid tussen goede en minder goede voeding confronteert mensen in elk geval met het feit dat ze een keuze hebben. De huidige informatie is beperkt, en dus is het beter dan niks.


3) Verbetering produkten.
Ffabrikanten doen enige moeite om onder de norm te vallen, wat een kleine winst oplevert in de vermindering van suiker, zout, en andere overdadig gebruikte ingredienten die ons lijf slecht trekken.

4) Richting aan discussie. 
Door normen te hanteren voor het bedrijfsleven kunnen we gemakkelijker in gesprek over wat wel en niet acceptabel is. Het is eenvoudiger schieten op een stilstaand doel.

5) Onderscheid bedrijven. 
Door deel te nemen aan het keurmerk zetten bedrijven de deur open voor interactie, We zien immers welke producenten deelnemen aan het keurmerk. 

Met dit laatste voordeel leg ik wel direct een nadeel bloot. Het tegenovergestelde van punt 5 geldt namelijk niet: bedrijven die niet deelnemen zijn niet per se fout bezig. En daarmee kom ik bij de bezwaren tegen Het Vinkje.

1) Beperkte deelname door grote merken. 
Niet deelnemende bedrijven leveren niet per se ongezonder voedsel. We kunnen alleen maar zeggen dat ze niet deelnemen. De redenen daarvoor variëren enorm. Zo zijn er veel bedrijven niet in staat zijn om de financiële bijdrage te leveren. Het keurmerk wordt daardoor vooral gebruikt door grote, gevestigde merken. Juist nieuwe grensverleggende bedrijven kunnen die concurrentie niet aan.

2) Suggestie van harde waarheid. 
Iedere vorm van keurmerk betekent een harde grens tussen goed en slecht. De minder geïnformeerde consument (die hier toch de doelgroep is) wordt verleid te denken dat produkten zonder Vinkje slecht zijn. Het argument van de stichting dat je wat aan nuance moet inleveren voor een begrijpelijke boodschap zou acceptabel zijn, als de boodschap niet werd betaald door het bedrijfsleven. De versimpeling voelt nu als marketing.

3) Stilstand in voorlichting. 
Er bestaat geen langetermijngedachte achter deze vorm van voorlichting. De verantwoordelijkheid houdt op bij de kassa en stimuleert niet om het voedingspatroon echt te veranderen. Ook dit is in mijn optiek het gevolg van het achterliggende belang: verkoop.

4) Gezonder is níet Gezond. 
Feitelijk krijgt de minst ongezonde variant van een ongezond produkt een gezondsheidlogo. Laten we eerlijk zijn: kant en klare Soep uit Zak met minder zout en suiker bevat nog altijd meer zout dan je dagelijks behoefte (en doet altijd onder voor zelfgemaakt). 

5) Subjectieve normen. 
De criteria zijn in eerste instantie bewust zo vastgesteld dat fabrikanten er aan kunnen voldoen. De stichting stelt zelf dat men fabrikanten de tijd wil geven om aan de norm te voldoen, maar de huidige aanscherping is gebaseerd op naderende Europese wetgeving. Ik twijfel dan ook of de stapsgewijze afbouw vanuit zelfregulering kan worden bereikt.

Het moge duidelijk zijn, ik ben wat sceptisch over de waarde van Het Vinkje, ook nu de normen wat aangescherpt zijn. Deelnemende producenten hebben  geen belang bij volledige voorlichting: het doel blijft altijd de verkoop van industrieel geproduceerd voedsel.  De Consumentenbond heeft al eens een alternatief voorgesteld: een verkeerslichtensysteem zoals in Groot Brittanie gebruikelijk is. De verpakking laat dan per voedingsstof zien of er veel of weinig in zit.*
Het uiteindelijke doel van alle voedselvoorlichting zou wat mij betreft moeten zijn dat de consument zelf weer begrijpt wat hij eet. Ik hoop dat de bijdrage van het Vinkje aan die bewustwording voldoende basis biedt voor meer inhoudelijke informatie.

Meer lezen



vrijdag 10 juli 2015

Bijna helemaal vega

"Ik ben Eduard en ik ben nu 3 jaar vegetariër."  Dat is keihard gelogen, want Eduard eet wel degelijk af en toe vlees.  Tegen vrienden noemt  hij zichzelf gewoonlijk flexitariër. Eduard is via Facebook bij een veganistisch potluck-diner beland, hier zitten tien man en vrouw op de grond in de gedeelde woonkamer,  rondom de verzameling meegebrachte potjes en pannetjes. Het blijkt een gezelschap van maatschappijkritische mensen, waar hij zich best thuisvoelt. Maar als bij het voorstelrondje de een na de ander vertelt hoeveel jaar ze al veganistisch zijn, kan Eduard het niet over zijn hart verkrijgen om zijn vleesconsumptie toe te geven.
Volgens een onderzoek van het Voedingscentrum eet 55% van de Nederlanders flexitarisch. De motivatie om minder of geen vlees eten komt voort uit politieke, milieu- of gezondsheidsoverwegingen.  Maar vlees eten is ook een cultureel bepaald fenomeen. Nu de vanzelfsprekendheid van vlees tanende is onder invloed van voedselschandalen en aandacht voor dierenwelzijn, vinden we vegetarisch niet meer raar en schieten de vegarestaurants als paddestoelen uit de grond. 
En zolangzamerhand neemt de voorheen verdrukte vega wat macht over: er ontstaat sociale druk om vlees en vis  te laten staan. Inmiddels wordt de Vegetariër gewaardeerd  om zijn eetgedrag door een toenemende meute Vleesminderaars. Dit is de doelgroep van de vegetarische slager, die groot succes heeft met zijn op vleesch gelijckende gehacktbal en biefstuckreepjes. Trendvolger Albert Heijn springt uiteraard in op deze vegabeweging en biedt steeds meer vleesvervangers in het schap. En alsof men de sociale ontwikkelingen wilde accentueren is in Wageningen een hoogleraar vleesvervangers aangesteld.
Ook de politiek heeft de trend opgepikt en promoot Meatless Monday onder de bevolking in het kader van duurzaamheid. Andere openbare instellingen volgen, de nieuwe norm kruipt langzaamaan de maatschappij in. Zoals met iedere verandering worden nu ook de sociale druk en de weerstand daartegen zichtbaar. Zoals op de Radboud Universiteit in Nijmegen:  de recente invoering van Meatless monday in campusrestaurant Refter werd door een grote groep studenten afgedaan als betutteling en symboolpolitiek.  Eén van de inhoudelijke bezwaren is dat er geen vervanging geboden wordt.
Onze maaltijd draait blijkbaar dermate om vlees, dat we, om geen vlees te teten, een nepvariant nodig hebben. Echte vegetariërs lachen hierom. Zij kennen hun voedsel en weten hun aminozuren te combineren tot een volwaardige maaltijd. De flexitariërs hebben daar nog iets bij te leren.

Meer lezen