vrijdag 31 juli 2015

5 redenen waarom Het Vinkje nuttig is (en 5 waarom niet)




Als je in de supermarkt voor dat enorm gevulde soepvak staat, kun je kiezen uit produkten met of zonder Het Vinkje. Dit is het logo van de Stichting Ik Kies Bewust, dat je terugvindt op zo'n 7100 produkten. Officieel doel is consumenten voor te lichten over goede voeding.

Zelf heb ik een haat-liefde verhouding met dit voedselkeurmerk. De stichting etaleert zichzelf als onafhankelijk orgaan, heeft daar ook voorwaarden voor ingebouwd, maar wordt wel betaald door het bedrijfsleven. Onlangs publiceerde ze nieuwe criteria met iets strengere normen, vooruitlopend op nieuwe EU-regelgeving in 2017. Aanleiding voor mij om me weer eens te verwonderen over mijn eigen dubbelhartigheid. Hoeveel goede effecten kan een omstreden keurmerk hebben? Ik kom tot 5:

1) Een beetje gezondheidswinst. 
Dat komt doordat de doelgroep voor een groot deel bestaat uit gemaksmensen en slecht geinformeerde burgers. Het keurmerk stimuleert de jachtigen onder ons die toch wel naar voorgeprepareerd voedsel grijpen, om dan tenminste de iets minder zoute Soep in Zak te eten.

2) Bewustzijn.
Elke vorm van keurmerk maakt tot op zekere hoogte bewust. Zichtbaar onderscheid tussen goede en minder goede voeding confronteert mensen in elk geval met het feit dat ze een keuze hebben. De huidige informatie is beperkt, en dus is het beter dan niks.


3) Verbetering produkten.
Ffabrikanten doen enige moeite om onder de norm te vallen, wat een kleine winst oplevert in de vermindering van suiker, zout, en andere overdadig gebruikte ingredienten die ons lijf slecht trekken.

4) Richting aan discussie. 
Door normen te hanteren voor het bedrijfsleven kunnen we gemakkelijker in gesprek over wat wel en niet acceptabel is. Het is eenvoudiger schieten op een stilstaand doel.

5) Onderscheid bedrijven. 
Door deel te nemen aan het keurmerk zetten bedrijven de deur open voor interactie, We zien immers welke producenten deelnemen aan het keurmerk. 

Met dit laatste voordeel leg ik wel direct een nadeel bloot. Het tegenovergestelde van punt 5 geldt namelijk niet: bedrijven die niet deelnemen zijn niet per se fout bezig. En daarmee kom ik bij de bezwaren tegen Het Vinkje.

1) Beperkte deelname door grote merken. 
Niet deelnemende bedrijven leveren niet per se ongezonder voedsel. We kunnen alleen maar zeggen dat ze niet deelnemen. De redenen daarvoor variëren enorm. Zo zijn er veel bedrijven niet in staat zijn om de financiële bijdrage te leveren. Het keurmerk wordt daardoor vooral gebruikt door grote, gevestigde merken. Juist nieuwe grensverleggende bedrijven kunnen die concurrentie niet aan.

2) Suggestie van harde waarheid. 
Iedere vorm van keurmerk betekent een harde grens tussen goed en slecht. De minder geïnformeerde consument (die hier toch de doelgroep is) wordt verleid te denken dat produkten zonder Vinkje slecht zijn. Het argument van de stichting dat je wat aan nuance moet inleveren voor een begrijpelijke boodschap zou acceptabel zijn, als de boodschap niet werd betaald door het bedrijfsleven. De versimpeling voelt nu als marketing.

3) Stilstand in voorlichting. 
Er bestaat geen langetermijngedachte achter deze vorm van voorlichting. De verantwoordelijkheid houdt op bij de kassa en stimuleert niet om het voedingspatroon echt te veranderen. Ook dit is in mijn optiek het gevolg van het achterliggende belang: verkoop.

4) Gezonder is níet Gezond. 
Feitelijk krijgt de minst ongezonde variant van een ongezond produkt een gezondsheidlogo. Laten we eerlijk zijn: kant en klare Soep uit Zak met minder zout en suiker bevat nog altijd meer zout dan je dagelijks behoefte (en doet altijd onder voor zelfgemaakt). 

5) Subjectieve normen. 
De criteria zijn in eerste instantie bewust zo vastgesteld dat fabrikanten er aan kunnen voldoen. De stichting stelt zelf dat men fabrikanten de tijd wil geven om aan de norm te voldoen, maar de huidige aanscherping is gebaseerd op naderende Europese wetgeving. Ik twijfel dan ook of de stapsgewijze afbouw vanuit zelfregulering kan worden bereikt.

Het moge duidelijk zijn, ik ben wat sceptisch over de waarde van Het Vinkje, ook nu de normen wat aangescherpt zijn. Deelnemende producenten hebben  geen belang bij volledige voorlichting: het doel blijft altijd de verkoop van industrieel geproduceerd voedsel.  De Consumentenbond heeft al eens een alternatief voorgesteld: een verkeerslichtensysteem zoals in Groot Brittanie gebruikelijk is. De verpakking laat dan per voedingsstof zien of er veel of weinig in zit.*
Het uiteindelijke doel van alle voedselvoorlichting zou wat mij betreft moeten zijn dat de consument zelf weer begrijpt wat hij eet. Ik hoop dat de bijdrage van het Vinkje aan die bewustwording voldoende basis biedt voor meer inhoudelijke informatie.

Meer lezen



vrijdag 10 juli 2015

Bijna helemaal vega

"Ik ben Eduard en ik ben nu 3 jaar vegetariër."  Dat is keihard gelogen, want Eduard eet wel degelijk af en toe vlees.  Tegen vrienden noemt  hij zichzelf gewoonlijk flexitariër. Eduard is via Facebook bij een veganistisch potluck-diner beland, hier zitten tien man en vrouw op de grond in de gedeelde woonkamer,  rondom de verzameling meegebrachte potjes en pannetjes. Het blijkt een gezelschap van maatschappijkritische mensen, waar hij zich best thuisvoelt. Maar als bij het voorstelrondje de een na de ander vertelt hoeveel jaar ze al veganistisch zijn, kan Eduard het niet over zijn hart verkrijgen om zijn vleesconsumptie toe te geven.
Volgens een onderzoek van het Voedingscentrum eet 55% van de Nederlanders flexitarisch. De motivatie om minder of geen vlees eten komt voort uit politieke, milieu- of gezondsheidsoverwegingen.  Maar vlees eten is ook een cultureel bepaald fenomeen. Nu de vanzelfsprekendheid van vlees tanende is onder invloed van voedselschandalen en aandacht voor dierenwelzijn, vinden we vegetarisch niet meer raar en schieten de vegarestaurants als paddestoelen uit de grond. 
En zolangzamerhand neemt de voorheen verdrukte vega wat macht over: er ontstaat sociale druk om vlees en vis  te laten staan. Inmiddels wordt de Vegetariër gewaardeerd  om zijn eetgedrag door een toenemende meute Vleesminderaars. Dit is de doelgroep van de vegetarische slager, die groot succes heeft met zijn op vleesch gelijckende gehacktbal en biefstuckreepjes. Trendvolger Albert Heijn springt uiteraard in op deze vegabeweging en biedt steeds meer vleesvervangers in het schap. En alsof men de sociale ontwikkelingen wilde accentueren is in Wageningen een hoogleraar vleesvervangers aangesteld.
Ook de politiek heeft de trend opgepikt en promoot Meatless Monday onder de bevolking in het kader van duurzaamheid. Andere openbare instellingen volgen, de nieuwe norm kruipt langzaamaan de maatschappij in. Zoals met iedere verandering worden nu ook de sociale druk en de weerstand daartegen zichtbaar. Zoals op de Radboud Universiteit in Nijmegen:  de recente invoering van Meatless monday in campusrestaurant Refter werd door een grote groep studenten afgedaan als betutteling en symboolpolitiek.  Eén van de inhoudelijke bezwaren is dat er geen vervanging geboden wordt.
Onze maaltijd draait blijkbaar dermate om vlees, dat we, om geen vlees te teten, een nepvariant nodig hebben. Echte vegetariërs lachen hierom. Zij kennen hun voedsel en weten hun aminozuren te combineren tot een volwaardige maaltijd. De flexitariërs hebben daar nog iets bij te leren.

Meer lezen